Ontwerper Peter de Kimpe: ‘De museumwereld heeft behoefte aan een dramatische lijn’

De achtste samenwerking tussen freelance ontwerper Peter de Kimpe en het Van Gogh Museum is een bijzondere. In de overzichtstentoonstelling van Egon Schiele wordt via podiumkunst van Krisztina de Châtel en Marina Abramovic de heftigheid en relevantie van Schieles werk gedemonstreerd. Aan De Kimpe de taak alles zo helder mogelijk vorm te geven.

Om en nabij de tweeduizend vierkante meter grondoppervlak: de ‘nieuwe’ vleugel (geopend in 1999) van het Van Gogh Museum. Het is niet de eerste keer dat ontwerper Peter de Kimpe het gebouw van de Japanse architect Kisho Kurokawa inricht. Hij kan het inmiddels dromen. ‘De architectuur heeft een duidelijke en mooie eigen identiteit, het daagt je uit daar iets mee te doen. Het is geen black box, zoals je in het theater vaak hebt.’

Toch vinden hij en andere ontwerpers steeds weer hun eigen weg. ‘Ik kan me niet herinneren dat twee tentoonstellingen ooit op elkaar leken. Ik denk dat bezoekers niet doorhebben dat we daar zo lang en zo uitgebreid aan werken.’

Peter de Kimpe Egon Schiele Van Gogh MuseumDramatische lijn

De Kimpe maakt sinds de jaren tachtig met succes decors voor grote theatergezelschappen als het Ro theater, De Theatercompagnie en Tryater. In 1990 ontwerpt hij zijn eerste tentoonstellingsvormgeving, Het toneelbeeld in Nederland vanaf 1945, niet toevalligerwijs met zijn eigen vakgebied als onderwerp. Sindsdien wisselt hij theater en museum ‘op een prettige manier’ af met zijn functie als docent vormgeving aan de Amsterdamse Theaterschool.

De vorige maand geopende overzichtstentoonstelling van de Weense expressionist Egon Schiele integreert podiumkunst in het museum en brengt de vakgebieden waar De Kimpe zich op begeeft bij elkaar. Hij neemt een groeiende behoefte aan het kennisgebied van het theater waar, die hij terugziet in de discussie rond het ‘museum van de toekomst’. ‘Een term als “beleving” speelt een enorme rol in de huidige museumwereld. In de toekomst zouden zelfs regisseurs betrokken kunnen worden, omdat er simpelweg behoefte is aan een dramatische lijn.’

Dramaturgie

In het Van Gogh ligt het accent, volgens hem terecht, op de beleving van het werk zelf. ‘Het gaat echt om de kunstenaar en zijn werk. Je gebruikt alle middelen die je binnen een museale context ten dienste staan om dat zo goed mogelijk in beeld te brengen: expliciet met kleur en vorm, maar ook met licht. Bij Rossetti hebben we bovendien met geur en geluid gewerkt.’

De samenwerking met Krisztina de Châtel en Marina Abramovic past dan ook naadloos in die tendens om steeds meer dramaturgische middelen te gebruiken. Beide vrouwen zochten, mede geïnspireerd door het gebouw, een samenwerking met het Van Gogh. Al gauw was voor iedereen duidelijk dat de combinatie met Egon Schiele, een jong gestorven kunstenaar met een uitzonderlijke experimenteerdrift op het gebied van het lichaam, de meest ideale was. Ook De Kimpe vindt het een gouden greep: ‘Ik heb zitten denken wie je in Nederland nog meer zou kunnen vragen en ik kon niemand bedenken die geschikter zou zijn dan deze twee mensen.’

Egon Schiele Peter de Kimpe krisztina abramovicTriple bill

In de uiteindelijke vorm is de context waarin het werk van Schiele wordt vertoond, de performance van Marina Abramovic en de dans van Krisztina de Châtel, van even groot belang als het werk zelf. De Kimpe spreekt dan ook van een ‘triple bill’. In alle uitingen en ook in de tentoonstelling zelf wordt benadrukt dat deze uit drie elementen bestaat: Schiele, Abramovic en De Châtel.

Al direct bij binnenkomst wil De Kimpe dit de bezoeker duidelijk maken. In de gang op weg naar de eerste tentoonstellingsruimte worden de drie bestanddelen geïntroduceerd met grote afbeeldingen en introducerende teksten. De Kimpe zet hier de aard van de tentoonstelling uiteen: ‘De kleurstelling en de hardheid van die kleurstelling worden hier grafisch gezien geïntroduceerd, zodat je weet in wat voor wereld je dadelijk het werk gaat zien.’ De gebruikte kleuren – ivoorwit, een bijna zwart, intens donkerbruin en cyaanrood – zijn afgeleid van de kleuren uit Schieles werk. Kleur speelt een belangrijke rol bij het aangeven van ‘hoofdstukken’, groepen werken die bij elkaar horen. Smalle verticale rode banen geven de scheiding daartussen aan.

Expliciet

Een flatscreen toont een live-verbinding met de performance die boven plaatsvindt. Het scherm ernaast toont een registratie van de extra dansvoorstelling Gradual and Persistent Loss of Control, die iedere vrijdagavond en zondagmiddag live te zien is. De flatscreens zijn met staal omrand, materiaal dat later in de tentoonstelling terugkeert. De optredens zouden voor sommigen confronterend kunnen zijn, maar de televisieschermen hebben niet de functie mensen te waarschuwen voor de explicietheid daarvan. ‘Hoewel het me niet zou verbazen als het dansdeel van De Châtel en Abramovic voor bepaalde generaties shockerend is’, lacht De Kimpe. ‘Ik vind het zelf trouwens een enorm spannende reactie op Schiele, wiens werk van eenzelfde soort heftigheid is als dat van De Châtel. De flatscreens zijn eerder een voorbode, ze geven aan wat er straks nog te zien zal zijn. Je verheugt je er bij wijze van spreken al op.’

Het tentoonstellingsontwerp is vrij elementair en ruimtelijk, het concentreert zich op de wanden en is bijna teruggebracht tot het grafische gedeelte, dat is ontworpen door Rolf Toxopeus. Dat komt mede doordat er plaats voor de voorstellingen moest zijn. ‘Er komen hier zo waanzinnig veel mensen, je moet de ruimte houden om al die mensen ook door te laten stromen. Je moet ruimtelijk gezien echt marges houden. Ik ben bij de ‘Rossetti’-tentoonstelling echt geschrokken van de aantallen mensen die op een zondagmiddag hier rondlopen.’

 

Ruimtelijk concept

Ten tijde van dit interview zijn er nog tien dagen te gaan voor de tentoonstelling opent. De vleugel van het Van Gogh Museum is vreemd leeg: geen publiek, op de muren slechts een paar kleurvlakken. Schieles werk (voornamelijk tekeningen, gouaches en aquarellen, aangevuld met een twaalftal schilderijen) arriveert pas over enige dagen. Op de bovenverdieping (eigenlijk de begane grond) wordt duidelijk hoe het ruimtelijk concept van Abramovic en De Châtel de inrichting heeft beïnvloed. De ruimte wordt bepaald door een enorm projectiescherm van bijna tien bij tweeënhalve meter. Het is een grote stalen constructie – waarvan het staal van de flatscreens een voorafschaduwing is – met daarin een grote glasplaat die beplakt is met folie.

‘De tekstborden die elk hoofdstuk inleiden bestaan uit hetzelfde materiaal: een vrij grote gematteerde glasplaat met daarop de tekst.’ Op het scherm wordt een dansfilm van Krisztina de Châtel geprojecteerd. Aan de lengte wordt nog gewerkt. Op de grond, met een laptop voor zich, zit een van haar technici nog druk te monteren. Uiteindelijk zal het ongeveer een half uur zijn, denkt hij. Een voorproefje toont een choreografie van figuren tussen zijden lakens. Hoewel er geen geluid is, hoor je het ruisen en ritselen van de lakens bijna in je hoofd.

Theaterlicht

Doordat het scherm de grote ruimte in tweeën deelt, ontstaat er een enorm langgerekt deel. Aan het einde hiervan, hangt een plank van 2 meter breed en 70 centimeter diep die op 170 centimeter hoogte hangt. ‘De Independent Performance Group (IPG) van Abramovic voert hier de gehele dag performances uit die zijn gebaseerd op de werken ernaast. Het is natuurlijk absurd dat daar drie maanden achter elkaar de hele dag iemand van IPG zal staan’, grinnikt De Kimpe. De plank zal nadrukkelijk worden uitgelicht, zodat daar het focuspunt ligt.

Voor het eerst in dit museum wordt daarvoor ook theaterlicht gebruikt. De belichting wordt vaak gedicteerd door de gevoeligheid van de werken. ‘Bij Schiele zijn het vooral tekeningen, dus je bent beperkt tot 50 lux. Je moet daar heel precies in zijn. De algemene belichting is daardoor simpel gezegd minder briljant dan wanneer je daar volledig vrij in zou zijn.’ Bij de dansvoorstellingen in de benedenzaal kan tijdelijk extra worden belicht.

De technisch coördinator van De Châtel komt aanlopen met een doos vol matten van groen kunstgras met hier een daar een bloemetje, een attribuut van een van de performers. Er moet een dunne bovenlaag van de plank worden gehaald om het gras daar te kunnen plaatsen. De langeren onder ons zullen alleen de puntjes zien, aan kinderen zal het sowieso voorbij gaan, peinst De Kimpe. Uiteraard weet de technicus een oplossing: hij belicht het zo dat het groen weerkaatst tegen het vlak erachter. Overwegingen die horen bij deze fase van de inrichting.

peter de kimpe egon schiele abramovic krisztinaBrug

‘Conservator Edwin Becker en ik zijn nu aan het voorinrichten, zodat iedereen weet wat er gaat komen en hoe het moet hangen.’ Overal staan bruine kartonnen, keurig uitgesneden naar het formaat van de schilderijen. Het is zaak de indeling zo precies mogelijk te plannen: als de koerier met de werken komt, wordt het in zijn bijzijn opgehangen. ‘Als het eenmaal hangt, is het definitief: het mag er niet meer af.’

Het schetsontwerp van een tentoonstelling begint met het inrichten op plattegronden. Daarbij wordt met allerlei zaken rekening gehouden. ‘Je hanteert een chronologie, je kijkt naar de grootte en de afwisseling van de werken, soms kijk je naar kleur. Soms verander je de volgorde omdat dat een prettiger beeld geeft. De maten van het werk krijg ik aangeleverd op cd-rom. Sporadisch komt het voor dat de afmetingen van de lijsten onbekend zijn. Soms is dat even schrikken. Sommige wanden werk ik digitaal uit.’

Overigens wordt de volgorde van de schilderijen door de conservator bepaald. Hij heeft een bepaalde visie die hij wil overbrengen. ‘De conservator brengt het karakter of het leven van een kunstenaar voor het voetlicht. We praten daar wel over en je laat naar elkaar toe wel je enthousiasme zien over bepaalde werken en combinaties van bepaalde werken. Daarvoor is absoluut ruimte.’

Revolutionair

In deze tentoonstelling wil het Van Gogh Museum de bezoeker laten ervaren hoe revolutionair Schieles werk destijds was. Schiele werd zelfs gevangengezet omdat hij ten onrechte werd verdacht van ontvoering van een jong meisje. Zijn erotische portretten van naakte minderjarigen stuitten op nogal wat wantrouwen en onbegrip. Ook met een hedendaagse blik is zijn werk van een uitzonderlijke directheid. De Kimpe merkt op dat Schiele ook in deze tijd wellicht omstreden zou zijn geweest. Hij verwijst naar de tendensen in Amerika of de problemen van de Nederlandse kunstenares Kiki Lamers in Frankrijk door haar naaktportretten van jonge kinderen.

De kunstenaar hinderen is een misdaad – Egon Schiele

In de vormgeving wordt de visie van het museum zo helder en zuiver mogelijk naar voren gebracht. Het citaat van Schiele aan het einde van de tentoonstelling spreekt boekdelen: “De kunstenaar hinderen is een misdaad. Het is moord op een ontkiemend leven.” ‘Het museum blijkt steeds weer in staat met succes 19e-eeuws- en vroeg 20ste-eeuws werk in een 21e-eeuwse context te plaatsen. Voor de vormgeving is daarin een belangrijke taak weggelegd. In de vorm, kleur, de manier waarop het hangt, de manier waarop je het presenteert. Bij de Rossetti-tentoonstelling is dat absoluut een pré geweest. Het werk is af van de stoffige 19e-eeuwse manier van exposeren, het is helder geworden en dan sprankelt het.’

Peter de Kimpe Egon Schiele Abramovic KrisztinaTango

Beneden repeteren de dansers op de klanken van pianiste Tomoko Mukaiyama. Niet alleen Krisztina de Châtel, ook Marina Abramovic en conservator Edwin Becker kijken vol spanning toe. ‘Die samenwerking tussen die twee vrouwen is uniek’, fluistert De Kimpe. ‘De choreografie is gemaakt op basis van drie glazen kubussen. Daar ligt een stalen vloer van Abramovic tegenaan. Hierop wordt een tango gedanst die steeds zwaarder wordt om vol te houden; de dansers dragen magneetschoenen.’ Naast de kubussen en de stalen vloer wordt een prominente plek ingenomen door een immens grote Fazioli vleugel.

Aan het bepalen van de juiste positie van de drie kubussen is veel energie besteed. Hij wijst: ‘Ik geloof dat die kubus daar vierhonderd kilo weegt.’ In maquettes zijn de mogelijke posities besproken. Met één op één modellen is gerepeteerd, waarna een keuze is gemaakt uit de verschillende mogelijkheden. De kubussen zijn gemaakt van 24 mm gelaagd glas. Het museale karakter daarvan bevalt De Kimpe.

‘We hebben lang gedubd of we niet voor kunststof moesten kiezen. Glas is zo zwaar en zo kostbaar.’ Dat glas als materiaal ook terugkomt in de tekstborden en het projectiescherm, gaf de doorslag. ‘Eigenlijk speel je met een paar materialen: glas, folie en staal.’ En een zwaar gezoolde heren- en damesschoen, die aan het begin van de tentoonstellingen naar de tango op de stalen vloer verwijzen. De kleur van de damesschoen zit opvallend dicht tegen het cyaan van de wanden. De Kimpe lacht: ‘Dat is echt toeval.’

Naar boven