Rien Bekkers: “Het heeft zijn doel gediend”

Bijzondere details en vernuftige vondsten: voorheen zag alleen een handjevol ingewijden, waaronder de acteurs voor wie de kunststukjes bedoeld waren, hoe ingenieus de kostuums van Rien Bekkers (1950) in elkaar steken. De tentoonstelling Van Elektra tot Fidelio en het onlangs verschenen boek Kostuum Rien Bekkers brengen daar verandering in. “Gelukkig zijn van Hamlet nog twee kostuums bewaard gebleven – de rest is verwerkt in een decor: in stukken gescheurd en tegen de wand geniet.”

De theaterwereld waarin kostuumontwerper Rien Bekkers zich begeeft kent een vreemd contrast: de stukken zijn vaak klassiek en dus weinig vergankelijk terwijl de opvoeringen zelf en alles wat daarmee te maken heeft dat juist wel zijn. Zo geldt voor de kostuums die Bekkers de afgelopen dertig jaar heeft ontworpen dat er veel verloren is gegaan. “Ik geloof dat uit de periode voor 1986 alleen een jurkje uit Pinoccio bewaard is gebleven, verder niets. Gezelschappen zitten met opslagproblematiek en het kost ontzettend veel geld alles motvrij te houden.”

Zowel de tentoonstelling Van Elektra tot Fidelio in het Rijksmuseum Twenthe in Enschede als de publicatie Kostuum Rien Bekker (geen catalogus) begint dan ook bij de voorstelling Hamlet (Publiekstheater) uit 1986, terwijl Bekkers tien jaar eerder begon te ontwerpen. Hijzelf is al lang blij dat twee kostuums uit die voorstelling aan de vergetelheid zijn onttrokken (het Theaterinstituut heeft ze aangekocht). “De rest is ooit verwerkt in het decor van de voorstelling Zinsbegoocheling: in stukken gescheurd en tegen de wand geniet.” Dat doet pijn, zou je verwachten, maar hij kent het klappen van de zweep. “Ach, je weet hoe het gaat: je maakt iets voor dát moment. Het heeft zijn doel gediend.”

Beschilderde benen

Toch zijn er ook ontwerpen verloren gegaan die hij graag had laten zien. “Bijvoorbeeld de historische kostuums die bestonden uit enorme papieren crinolines die ik had laten beschilderen voor Madame de Sade van De Voorziening. Of de kostuums van beschilderd schilderslinnen voor Macbeth van De Salon, waarvan je aan de grote brede schouders toch zag dat je invloeden meeneemt van buitenaf, dat gaf echt een tijdsbeeld.”

Wat echter opvalt aan de tentoongestelde kostuums is juist de tijdloosheid ervan. Hoewel ze soms Elizabethaans zijn of aan het werk van Rembrandt doen denken, zouden ze ook vandaag niet misstaan op het toneel. Zelf ziet hij wel een ontwikkeling naar meer eenvoud. “De gedetailleerdheid van de kostuums van Hamlet vind je terug bij die van Zinsbegoocheling, maar Der Prinz von Homburg uit 2004 vind ikzelf tamelijk eenvoudig, hoewel er een bepaalde vondst zit in de combinatie van de materialen.”

Een goed voorbeeld van die versimpeling is Leeuwendalers (1998) van Het Toneel Speelt, het eerste stuk na Zinsbegoocheling (1997). Hierin zijn de kostuums geabstraheerd: de silhouetten zijn historisch, maar er is gekozen voor één kleurtint en zo goed als geen ornamenten. “Hamlet was een reactie op de vele zwarte pakken die we toen veelvuldig op het toneel zagen. Daardoor werd het groots en monumentaal.” Zo is ieder werk een reactie op het voorgaande. “Een kleur bestáát door de kleur die ernaast staat: dan gaat het leven.”

Voelsprieten

Momenteel werkt hij aan de opera Thyeste, een coproductie van de Munt Schouwburg en de Nationale Reisopera. Een Grieks drama, de kleding zal dus verwijzen naar het oude Griekenland. “Maar ook naar Brazilië, want daar kom ik net vandaan. Ik heb er een mooi boek over Indianen gekocht. Dan zie ik hun beschilderde benen en denk: o, wat mooi.” Glimlachend: “Dat ga ik weer vertalen naar strepen en lijntjes op benen van Atreus. Het is leuk die dingen te combineren. Daarom denk ik dat de oudere ontwerpen nu nog steeds gedragen kunnen worden; doordat ik dit soort elementen gebruik.” Niet dat hij reist met het doel inspiratie op te doen. “Maar je voelsprieten staan altijd uit. Dan zie je iets en dat neem je mee. Zo simpel werkt het.”

Je voelsprieten staan altijd uit

Een inhoudelijke link tussen de inspiratiebron en het stuk waarin het uiteindelijk opduikt is er meestal niet, het gaat puur om de vorm en de sfeer die het uitstraalt. Een voorbeeld daarvan is Richard III (Toneelgroep Amsterdam, 1994). Bekkers baseerde zich op klederdracht van een bepaalde stam in West-Afrika.

“De mannen droegen een lijfje van ijzerdraad met kraaltjes, met in het midden een ballijn. Die vorm vond ik ontzettend mooi. In de tijd waarin Richard III speelt waren de harnassen waarin wordt gevochten van metaal. Daarin kunnen de acteurs zich niet bewegen, terwijl ze heel fysiek aanwezig moesten zijn. De vraag is dan: hoe krijg je iets dat er uitziet als harnas. Dan ga ik plaatjes kijken: boeken, tijdschriften. Altijd en overal tijdschriften kijken.” Zo kwam hij ook op het idee om Nero in Britannicus (Het Nationale Toneel, 1994) als ‘harnas’ een lycra lijfje bestikt met parelmoeren knopen te laten dragen.

Aanlooptijd

Rien Bekkers Wendy KoopsVan een aantal ontwerpen is het proces er naartoe – schetsen, uitgeknipte plaatjes en artikelen en zelfs stukken stof – inzichtelijk gemaakt op de tentoonstelling in Enschede. Zeer interessant en verhelderend. Tot nu toe heeft Bekkers dit materiaal wel bewaard – binnenkort gaat de hele verzameling naar het Theaterinstituut. Zijn werkwijze is: veel tijd nemen om een concept te laten rijpen. “Of dat nou in de trein is of in de bus of thuis of terwijl je loopt, je bent er op een leuke manier constant mee bezig. Ik weet vaak al acht maanden tot een jaar van tevoren dat ik een voorstelling ga doen. Die aanlooptijd heb je nodig.”

Begin volgend jaar doet hij een theateruitvoering van One Flew Over the Cuckoo’s Nest. “Dan zit in je hoofd: hoe ziet een psychiatrische inrichting eruit? Als er iets op televisie is of je er iets over leest, let je daar toch op.” Bij Phaedra, een voorstelling voor het Zeeland Nazomer Festival in Zierikzee, piekert hij hoe de actrice groter en imposanter krijgt. “Ze is niet erg groot en staat voor een kerk met enorm hoge pilaren waartegen ze wegvalt. Ik kan haar wel op stelten zetten, maar ze moet zich kunnen bewegen: ze komt om te acteren.” En al zou ze zo acrobatisch zijn dat ze dat prima kan combineren, is er nog de vraag wat Phaedra op stelten doet. “Dus dat kan niet”, zegt hij beslist. “We zijn met toneel bezig, niet met Cirque du Soleil.”

De kostuumontwerper staat dus niet los van de inhoud. Het stuk zelf is altijd uitgangspunt. Bekkers bestudeert de tekst en overlegt dan met de regisseur en andere betrokkenen. “Daarna creëer je een beeld en overleg je weer: zie je het zus of zie je het zo? Het is altijd een wisselwerking.”

Modeontwerper

Aanvankelijk wilde hij modeontwerper worden, maar thuis vonden ze dat te vroeg. “Word jij eerst maar leraar”, werd gezegd. “En dat heb ik braaf gedaan”, lacht hij. Een voorliefde voor toneel had hij nog niet, wel voor kleding. Hij bekent dat het geen gemakkelijk opgave is zich te verdiepen in de vaak veeleisende stukken. “Toch brengt het me iedere keer wat. Op de detailhandelschool heb ik niet echt literatuuronderwijs gehad, wij lazen Het bittere kruid en Anne Frank. Al kost het me inspanning, uiteindelijk doe ik het voor mijn plezier want ik leer er zoveel van.”

Eén en één moet drie worden, zo simpel is het

Juist doordat hij nu meer achtergrondkennis heeft, kost het meer tijd de vertaalslag naar beeld te maken. “Vroeger had je een bepaalde spontaniteit, nu denk ik er wat langer over na. Misschien een open deur, maar voor mezelf heb ik ontdekt dat je vrijheid veel groter is als je veel vertrouwen krijgt en ook fouten kunt maken. Dan ontstaat er iets moois. Het is heel belangrijk dat je niet het gevoel hebt: dit moet het dan zijn. Je moet er altijd over kunnen praten: één en één moet drie worden, zo simpel is het. De goeie dingen ontstaan als je vrijelijk een opening kunt maken. Daarna kan de boel altijd nog worden bijgestuurd.”

Psychologie

Rien BekkersDat het een voorrecht is zo te kunnen werken, realiseert hij zich terdege. “Mensen vragen me omdat ze mijn werk waarderen en het prettig vinden dat ze betrokken worden bij het werkproces. Want waar gaat het uiteindelijk om? Je probeert die acteur of actrice iets mee te geven waar hij of zij mee uit de voeten kan. Meer dan dat is het niet hoor. En om te weten waarmee die acteur uit de voeten moet kunnen, moet je met de regisseur in gesprek, want díe bedenkt het concept waarin hij of zij die voorstelling wil gieten. Daar moet ik een plaatje bij maken.”

Dat zijn werk iets meer inhoudt dan het maken van een ‘plaatje’ blijkt wel uit een tekst van Ariane Schluter in het boek Kostuums Rien Bekkers; zijn creaties blijken haar op het podium wel degelijk te helpen. “Dat komt omdat we continu overleggen”, legt hij uit. “Je hebt verschillende manieren van werken: sommigen interesseren zich niet voor kleding en dan zit het je tijdens het spelen ook niet in de weg. Je hebt ook mensen die maar zoeken en zoeken. Die moet je niet één ding aanbieden, maar tien. En dan moet je niet bij het derde ding zeggen: dit moet het dan zijn. Want uiteindelijk wil ik serieus genomen worden, maar zij ook.”

Hier komt de aap uit de mouw: als kostuumontwerper moet je niet alleen verstand hebben van materialen en technieken plus inzicht hebben in logistiek en financiën (gemiddelde budget voor een kostuum inclusief pruik, hoofdtooi en schoeisel: 450 euro). Je moet óók nog eens psychologie bedrijven! “Ja, dat is absoluut zo”, knikt Bekkers. “Ik heb dat natuurlijk van huis uit geleerd: we hadden een zuivelzaak, dus altijd klanten over de vloer die je het naar de zin moest maken.” Zo komt wel meer uit zijn verleden hem in dit vak van pas.

Modeltekenen

Na tien jaar onderwijs aan de Rietveld Academie doceert hij tegenwoordig kostuumontwerp op de afdeling theatervormgeving van de Academie Beeldende Kunst Maastricht. De vraag of studenten beter worden voorbereid op dit wonderschone maar veeleisende vak is een gewetenskwestie. “Ik heb het geluk gehad dat ik op de Tekenacademie Tilburg moest beeldhouwen, modeltekenen, aquarelleren en schilderen én onderwijs kreeg in pedagogiek, psychologie, kunstgeschiedenis. Toen ik daarna Modevormgeving op de Rietveld Academie deed, was ik daar zó blij mee. Daar is ontzettend veel vrijheid en moet je het helemaal zelf doen.”

Hij mist de basis die hij kreeg bij zijn leerlingen. “Ze kunnen nauwelijks modeltekenen terwijl het zo belangrijk is te kunnen communiceren. Je communiceert echt niet alleen via plaatjes en kunstboeken, je moet het ook omzetten naar een tekening. Pas dan kun je je eigen stijl gaan ontwikkelen.” Theatervormgeving zou eigenlijk een tweede fase kunstopleiding moeten zijn. “Maar het is gecompliceerd, het heeft met financiën te maken, met middelen, beleid.”

Beeldhouwen

Rien Bekkers Wendy KoopsOf het hem helpt dat hij heeft leren beeldhouwen? “Natuurlijk! Een mens is driedimensionaal, je moet rondom een lichaam kunnen werken. Een ontwerp is niet klaar met een tekening alléén. Wat dat betreft: ik heb nooit een opleiding gehad in dit vak, maar mode heeft me geleerd over materialen, over stoffen, dat je een kledingstuk aan en uit moet kunnen trekken. Die combinatie is gewoon hartstikke mooi.” Bovendien zitten er veel autodidacten in het vak, benadrukt hij. “En hoe!”

Verschil met vroeger is wel dat mensen het toen ‘in de praktijk’ konden leren. “Dat is een zwakke schakel”, beaamt hij. “Een opleiding kan nog zo gevarieerd zijn, het meeste leer je door gewoon mee te draaien. Voor je die verantwoordelijkheid kunt nemen, moet je heel goed ingevoerd zijn. Anders kan geen enkele regisseur je de kans geven te laten zien wat je kunt, want er hangt teveel vanaf. Ook voor die regisseur, want het is zijn voorstelling. Als jij niet goed functioneert, gaat hij ook op zijn bek.”

Ingenieus

Zelf is hem dat gelukkig nooit gebeurd. Er is zelfs maar één voorstelling waarover hij echt ontevreden is. “In principe ben je nooit echt tevreden, want bij je eigen werk zie je alles. Ik zie zoveel en ik kan het dan niet loslaten. Maar er is een verschil tussen kritisch en ontevreden zijn en ik vind dat je altijd kritisch moet blijven.”

Op een onbewaakt ogenblik laat hij vallen dat het tamelijk ingetogen kostuum van Aurelie uit Komedie van de Liefde (Het Nationale Toneel, 1998) een van de mooiste dingen is die hij heeft gemaakt. “Ik weet niet, het is gewoon goed gelukt”, antwoordt hij bescheiden als ik doorvraag. “Zowel de stof als de vorm is op een subtiele manier geboetseerd. Vanuit de zaal denk je: hij heeft onderaan een extra strook vastgenaaid, maar dat is niet zo. Het is allemaal heel ingenieus bedacht.”

Hij duikelt een afbeelding van de jurk op en legt uit dat door lagen van de stof weg te halen een ander dessin ontstaat. “Het is heel dunne stof, heel transparant. Toen Geert de Jong die lange trap afkwam was het echt beeldschoon. Dan zit ik écht te genieten.” Niet alleen komt hier de modeontwerper in hem om de hoek kijken, het kostuum is ook typerend voor de zorg waarmee hij alles uitvoert: tot aan het ondergoed ziet het er prachtig uit. Of dat nu door het publiek wordt opgemerkt of niet.

Van Elektra tot Fidelio. Nog t/m 4 september te zien in Rijksmuseum Twenthe, Enschede.

Kostuum Rien Bekkers. Tekst Hana Bobkova en Willem Jan Otten. Vormgeving Marten Jongema. Uitgever: Stichting Pensioenfonds ABP i.s.m. Rijksmuseum Twenthe. ISBN 90-6601-017-7

Naar boven