What’s That Sound: Paradiso

Elke maand vertelt een geluidstechnicus wat hij/zij toch allemaal uitvreet achter die knopjes en schuifjes. Deze keer: Patrick Boonstra (37) van Paradiso, Amsterdam.

Wat is het grootste cliché over Paradiso?
Patrick Boonstra, dertien jaar ervaring met de voormalige kerk, lacht. ‘Dat het geluid altijd slecht is. En daar ben ik het niet mee eens! Als bands hun versterkers te hard zetten, galmt het terug. Tenminste, als de zaal en de balkons niet vol zijn; publiek dempt. Bij ons is het simpel: als het geluid in de zaal in evenwicht is met het geluid op het podium klinkt het goed.’

Waar kom dat cliché vandaan?
‘Veel bands brengen hun eigen geluidsman mee. Soms willen ze geen advies, ze hebben liever dat je opflikkert. Dan houdt het op. Maar dat ligt niet aan ons. Idealiter doe je het samen.’

Nachtmerrie?
‘Beginnende bands die heel eigenwijs zijn. Die zijn zo enthousiast dat ze hun versterker steeds harder zetten. En onzeker, want het is de eerste keer Paradiso. Dan zetten ze hun versterkers bij het optreden anders neer dan bij de soundcheck. Hiphop is ook niet mijn ding – dat vind ik lastig. Bij een concert van Rahzel bleek op het laatste moment dat Ice T ook kwam: de zaal ontplofte. Dan zorg ik dat er adviseurs naast me staan, zodat het geluid ook echt perfect is.’

Droom?
‘De Elvis Band. Ik bedoel, Elvis is een ouwe held van me’, staat op en showt zijn riem met Elvis-logo.

Perfecte mess-up?
‘Tijdens Bill Wyman and his Rhythm Kings ging iets van de keyboards van Gary Brooker – die knakker van ‘ A Whiter Shade of Pale’ – kapot. Ik lag op mijn rug tussen zijn benen en hij maakte allerlei grappen en woordspelingen over me naar het publiek. Eigenlijk vind ik dat het leukste: als er iets misgaat of ze ruzie krijgen op het toneel. Heel stressvol, wij lopen dan ook te schelden, maar het geeft ook een kick.’

Naar boven