
What’s That Sound: Patronaat, Haarlem
Elke maand vertelt een geluidstechnicus wat hij/zij allemaal uitvreet achter die knopjes en schuifjes. Deze keer: Rob Bruijnen (42) van Patronaat, Haarlem.
Voor wie kunnen ze je ’s nachts wakker maken?
“Diep in mijn hart – dat mag je tegenwoordig niet meer hardop zeggen – hou ik nog steeds van symfonische rock. Ik werk liever niet meer ’s nachts, maar voor een Genesis-reünie maak ik zeker een uitzondering.”
Geheim van het vak?
“Problemen oplossen voordat ze ontstaan. Een kwestie van goed opletten en op tijd ingrijpen. En dúrven ingrijpen; veel mensen hebben podiumvrees, maar je moet er inspringen. Ook als de zaal volstaat.”
Patronaat heeft allemaal splinternieuwe apparatuur. Gaat er minder gauw iets mis?
“Nee, die kans blijft even groot. Al die computers en elektronica kunnen allemaal vastlopen. Producties worden ook steeds ingewikkelder en veeleisender. Je moet er steeds beter voor gestudeerd hebben om ermee te werken. Je kunt er niet meer zo gemakkelijk inrollen als vroeger; die geluidstafels van nu zijn echt high tech.”
Toch nemen bands soms bereslechte geluidsmensen mee.
“Helaas wel. Maar iedereen moet het leren. Af en toe moet je mensen de kans geven. Vooral om fouten te maken, dat is heel leerzaam. Het is alleen jammer als een band er een slechte naam door opbouwt.”
Wat is jóúw grootste fout?
“Je vergeet wel eens een microfoon open te zetten. Of je mixt niet lekker, omdat je verkouden bent en je oren dichtzitten en vanwege personeelstekort tóch moet werken.”
Wel eens iets geweigerd?
“Toen een Indiaas bandje speelde heb ik er voor gekozen mijn vak niet uit te oefenen. Versterking doet zo’n afbreuk aan wat die mensen doen. Wat vaak wordt vergeten is dat versterken het geluid aantast. Akoestisch geluid is altijd mooier; je hoort het instrument zoals het moet klinken. We kwamen er toen wel achter dat sommige deuren wel erg piepten en kraakten.”