Egon Schiele, de ‘Van Gogh van Oostenrijk’

In het Van Gogh Museum opende onlangs de eerste Nederlandse overzichtstentoonstelling van de Weense Expressionist Egon Schiele (1890 – 1918). Conservator Edwin Becker haalde meer dan honderd werken naar Nederland. Voornamelijk tekeningen, gouaches en aquarellen, aangevuld met een twaalftal schilderijen. Performances en dansvoorstellingen van Marina Abramovic en Dansgroep Krisztina de Châtel onderstrepen het provocerende van Schieles werk. Hoe kwam deze prestigieuze tentoonstelling tot stand?

Een goede tekening van de Weense Expressionist Egon Schiele ‘doet’ tegenwoordig al gauw een paar miljoen op veilingen. Opvallend genoeg wordt hij niet genoemd in Jansons History of Art, het standaardwerk dat bij kunstgeschiedenisonderwijs vaak als basis dient. Oskar Kokoschka en Gustav Klimt staan er wel in.

‘Vreemd’, vindt ook Edwin Becker, conservator van het Van Gogh Museum, waar op 25 maart de eerste Nederlandse overzichtstentoonstelling van Schieles werk van start ging. ‘Hij hoort toch echt bij die trits. In de jaren zestig was er in Wenen een grote tentoonstelling van deze kunstenaars. Sindsdien zijn ze samen op meerdere tentoonstellingen te zien geweest. Schiele is natuurlijk erg beïnvloed door Klimt, vooral in zijn beginjaren.’

Becker was altijd al gefascineerd door Schiele. ‘Bij collega’s bleek dat ook te leven. Het is moeilijk om een tentoonstelling te realiseren, want Schiele is een beetje voor Oostenrijk wat Van Gogh is voor Nederland: naast Klimt is hij zo’n beetje de topkunstenaar daar. Dat betekent dat je voor elk werk moet vechten.’ Omdat de belangrijkste tekeningen of werken op papier van Schiele in het bezit zijn van de Weense Albertina, voorheen Graphische Sammlung Albertina, was ‘stap één’ het zoeken van een samenwerking met hen. ‘Anders ben je nergens.’

egon schiele van gogh museum

Ruilmateriaal

Die samenwerking startte zeven à acht jaar geleden. Het is vrij bijzonder dat Albertina zo’n grote hoeveelheid werken uitleent. ‘Het heeft zeker meegeholpen dat er straks ook een tentoonstelling met werk van Van Gogh in de Albertina komt.’ Met gevoel voor understatement: ‘We hebben wel goed ruilmateriaal wat dat betreft.’

De collectie van Albertina vormt de basis van de tentoonstelling. ‘Je kunt daaruit een heel mooie dwarsdoorsnede van zijn werk maken.’ Hij haalt er een dik boekwerk bij, bladert door de tekeningen en wijst de meest opvallende composities aan. ‘Deze is van de Albertina, en deze. Meestal zijn de werken die er binnen een serie uitspringen in hun bezit.’

Becker vindt Schiele het meest krachtig en oorspronkelijk in zijn tekenwerk. ‘Bij schilderijen is het toch meer een zoektocht naar een formele oplossing, terwijl het bij tekeningen in één keer moet staan. Ik zeg tekeningen, maar het zijn natuurlijk ook gouaches en aquarellen. Vaak is het resultaat bijna een schilderij. Hij combineert allerlei technieken: gouache, aquarel, conté, potlood. Houtskool soms.’

Tour de force

Beperking tot de tekeningen van de Albertina collectie alleen zou echter tot hiaten leiden. Bij een overzichtstentoonstelling moeten alle ontwikkelingen en thema’s aan bod komen, vindt Becker. ‘Allegorische werken heeft hij bijna alleen in de schilderkunst uitgewerkt, zoals Dode moeder I (1910). Ook de landschappen zijn vaak in olieverf, net als de stadsgezichten van Krumau.’ Vandaar dat hij er een twaalftal schilderijen heeft bijgezocht. ‘Wat nog een hele tour de force was.’

Sommige werken die hij graag wilde hebben, zoals De familie (Hurkend mensenpaar) (1918), zijn te fragiel om te reizen. ‘Daarvoor moet je toch naar Wenen.’ Sommige werken zijn in privébezit, zoals het prachtige Portret van de schilder Anton Peschka (1909). ‘Dat had ik graag willen hebben, maar het schilderij is ooit geveild en sindsdien nooit meer uitgeleend.’

Een van de redenen waardoor het lastig is Schieles tentoongesteld te krijgen, is dat er een probleem is met restitutie van tijdens de oorlog op onduidelijke wijze verkregen werken. ‘Er zijn veel verzamelaars die nu heel terughoudend zijn met het uitlenen. Er is een schilderij waarvan betwist wordt of het op rechtmatige wijze is verkregen en we daardoor niet hebben gekregen.’

Een andere drempel om te overwinnen was dat de Weense musea, waaronder het juist geopende Leopold Museum, dat o.a. Dode moeder I (1910) en De kleine stad (1912/1913) levert, moeite bleek te hebben om hun topstukken uit te lenen. ‘Ze maken veel publiciteit voor hun collectie en bezoekers zijn ontzettend teleurgesteld als ze de highlights missen.’

Pakpapier

De Schieles zijn vaak ook erg kwetsbaar. ‘Bepaalde doeken zijn vrij groot en daarbij kan de verf soms slecht hechten. Daarom worden sommige werken speciaal achter glas gezet. Ook de gouaches zijn ontzettend gevoelig, die gaan tevens achter glas. Het is uitzonderlijk dat Albertina het werk in zo’n grote getale uitleent. Ze hebben besloten dat ze nu aan ons willen uitlenen, maar daarna gaan ze weer in het depot. De werken kunnen niet te lang worden blootgesteld aan het licht. De omstandigheden in de zaal zijn ook aangepast.’

Dat de tekeningen achter glas zitten, brengt het voordeel met zich mee dat de bezoeker heel dichtbij kan komen en de techniek goed kan bekijken. ‘De tekeningen zijn het meest oorspronkelijk’, benadrukt Becker. ‘Veel schilderijen zijn later bewerkt of weer behandeld of gerestaureerd.’

De bezoeker zal opmerken dat Schiele vaak met pakpapier werkt. ‘Hij buit dat vaak uit als hij de contourlijn wil benadrukken – wat hij heel erg van Klimt en van de Japanse kunst heeft. Dan maakt hij er een extra wit kader omheen, waardoor het bijna een aureool wordt, een bijna astraal effect: de figuren worden de ruimte uitgezogen.’

In het begin gebruikte Schiele het uit geldgebrek, maar hij is er vrij lang mee doorgegaan. ‘Waarschijnlijk werkte het voor hem toch het beste’, denkt Becker. ‘Het pakpapier was natuurlijk wat vettig, waardoor het gouache er beter op blijft liggen. Bij ander materiaal zuigt het er meteen in. En hij zal ook gecharmeerd zijn geweest door die kleur. Het heeft van zichzelf een structuur, het is wat levendiger.’

Zonnebloemen

Een thema waar Schiele vaak op terugkomt is de zonnebloem. ‘Hij gebruikt het niet zoals Van Gogh, waar zonnebloemen een symbool zijn van kracht. Schiele schildert vaak meer verwelkte zonnebloemen die een soort verval uitstralen.’ Het staat vast dat Schiele het werk van Van Gogh kende: in 1909 hing er van allebei werk op de Internationale Kunstschau in Wenen.

‘Bovendien zien we aan de manier waarop hij schrijft over zijn werk, de natuur, de liefde, de dood – de grootse thema’s van het leven – dat er wel een link is met Van Goghs brieven. Daar moet hij wel door beïnvloed zijn.’ Die link is trouwens geen excuus om een tentoonstelling over Schiele te organiseren. ‘Het is mooi meegenomen en we zullen het ook zeker onderstrepen, maar het is geen voorwaarde.’

Ook De slaapkamer van de kunstenaar in Neulengbach (1911) is op Van Gogh geïnspireerd. Becker heeft het werk waarop dit geïnspireerd is, De slaapkamer van de kunstenaar te Arles (1889) er niet naast gehangen, want het is een stuk groter dan dat van Schiele. ‘Dan zou de Van Gogh de Schiele een beetje overschaduwen. Bovendien is het kleurgebruik van Van Gogh toch veel intenser en contrastrijker.’

Op het tekstbord zal wel een kleine afbeelding van Van Goghs slaapkamer staan, zoals ook de invloed van kunstenaars als Gustav Klimt of de beeldhouwer George Minne in beeld en geschrift duidelijk worden gemaakt. Er is bijvoorbeeld een schilderij van Edvard Munch,waar een meisje precies zo’n houding heeft als de man op Portret van de uitgever Edward Kosmack (1910) (waar rechtsonder ook een verlepte zonnebloem te zien is). De bezoeker zal op die overeenkomst worden gewezen.

Puber

Het is een werkwijze waar het museum steeds meer naartoe gaat: het aanpassen van de inrichting en opstelling aan het soort verhaal dat het wil vertellen. ‘Dus niet alleen het op een rijtje hangen van de kunst, we zijn ook heel nauwkeurig met teksten en vergelijkingsmateriaal. Mensen vragen daar ook om: ze willen graag meer achtergronden.’

Bij binnenkomst staat aangegeven wat er te zien is. ‘Zowel de performances als zijn werk kunnen natuurlijk confronterend zijn’, denkt Becker. ‘We trekken veel toeristen. Schieles kunst behoort nu bijna tot de klassiekers, terwijl het in die tijd behoorlijk heftig was en flink wat losmaakte. Je had toen al wel de Expressionisten in Duitsland, maar dit is anders. Dit gaat over het lichamelijke, over seksualiteit. Hij was zelf natuurlijk nog een puber toen hij dat werk maakte; hij worstelde nog ontzettend met zijn eigen seksualiteit.

Hoe ouder hij wordt, hoe traditioneler en milder zijn werk wordt. Misschien doordat hij op een gegeven moment redelijk veel verkoopt en redelijk succesvol wordt. Misschien was zijn vrouw een factor, zij was zwanger toen zij aan de Spaanse griep overleed. De vraag is hoe Schiele zich had ontwikkeld als hij niet kort na haar aan dezelfde ziekte overleed.’

De essentie van het oeuvre dat hij heeft kunnen opbouwen is toch dat provocatieve en prikkelende, vindt Becker. ‘Soms ontgaat je doordat je wordt gebombardeerd met bloot op televisie en andere media hoe vernieuwend dat werk eigenlijk is.’ Met performances en dansvoorstellingen van Marina Abramovic en Dansgroep Krisztina de Châtel legt het museum uit wat relevant is aan Schieles werk. ‘Dat kun je doen met ingewikkelde teksten, maar je kunt het ook met beeldende elementen doen.’

Pornografisch

De optredens zijn niet eenmalig, maar vormen een integraal onderdeel van de tentoonstelling. De inrichting is daaraan dan ook aangepast. Iedere week zijn er nieuwe performances die zijn gerelateerd aan verschillende werken. Registraties van de performances zijn gedurende de gehele expositieperiode te zien op televisieschermen die zijn opgesteld tussen de werken waarop deze betrekking hebben. ‘We hopen dat mensen anders gaan kijken en denken: wat heeft de performance nu precies met Schiele te maken, waarom wordt juist dit aspect eruit gehaald? Of dat men na een performance denkt “hé, is dat niet gerelateerd aan dat ene werk” en toch even teruggaat en het werk met nieuwe ogen bekijkt.’

De chronologisch en tegelijk thematisch opgezette tentoonstelling heeft op de bovenverdieping, waar de expositie begint, een kabinet gereserveerd voor de werken die Schiele maakte toen hij (ten onrechte) vastzat op verdenking van ontvoering van een jong meisje en omdat de naaktportretten die hij maakte van straatkinderen (op de wand daarnaast te zien) als pornografisch werden opgevat. Na de eerste overzichtstentoonstelling over Schiele in Londen in 1964 werd hij trouwens door de dan al oude Kokoschka geringschattend ‘een pornograaf’ genoemd.

De performances van IPG (Independent Performance Groep) begeleid door Marina Abramovic, die gedurende de gehele dag te zien zijn, nemen een wand binnen de expositie in, plus een aantal video’s. Voor Dansgroep Krisztina de Châtel is het midden van de benedenetage vrijgehouden, met naast een grote vleugel en glazen kubussen waarin de dansers zich zullen bewegen ook een magneetvloer. Schieles ervaring van gevangen zitten (letterlijk maar ook figuurlijk, in de zin van beperkt door de burgerlijke moraal van die tijd) zal in de dansvoorstelling terugkomen.

egon schieleMiskend

‘De dansers hebben koptelefoons op met muziek die ze lelijk vinden en ze dragen grote schoenen waarmee ze aan de vloer blijven plakken. Het idee erachter is dat je daardoor heel expressieve bewegingen gaat maken, omdat je je afzet tegen de situatie. Hetzelfde geldt voor die kubussen, van een kant is het heel transparant en overzichtelijk, maar tegelijkertijd word je natuurlijk enorm bekneld door de beperkte ruimte. Schiele voelde zich sowieso miskend, zoals Van Gogh.’

Becker kon door die performances geen schotten en panelen gebruiken. ‘Je kunt dus geen fysieke cesuren aanbrengen. Dat hebben we nu gedaan door verschillende kleuren aan te geven. Er is veel ivoorwit omdat de werken in die tijd ook zo te zien waren. We geven wat zwarte accenten hier en daar aan en ook wat kersenrode, omdat dat een expressieve kleur is. Als een paar werken bij elkaar horen, staat er een soort kader omheen. Dat kun je natuurlijk ook met de manier waarop je het ophangt doen. Omdat het tekeningen zijn kun je de werken vrij dicht op elkaar hangen: de bezoeker staat er dicht met zijn neus op.’

Wat Becker het meest gefascineerd heeft bij het samenstellen van deze tentoonstelling is het directe contact met Schieles werk. ‘Als dat voor je ligt heeft het heel veel impact. Ik heb dagen in de Albertina gezeten om de selectie te maken en dan kun je gewoon lekker bladeren. Dat is wel een nieuwe ervaring, omdat je zo dicht op het oorspronkelijke materiaal zit.’

Naar boven