
Het nut van de imaginaire economie
Weg met het nuttigheidsdenken, de verbeelding aan de macht! Wat Olav Velthuis betreft hebben wetenschappers, analisten en journalisten niet het alleenrecht op het duiden van de economie. In zijn essay Imaginaire economie breekt de kunsthistoricus en economisch redacteur van de Volkskrant een lans voor hedendaagse kunst als alternatieve kennisbron.
Zo’n alternatief lijkt broodnodig, want de markt voor ideeën over de economie wordt volgens hem door één gedachtegoed gedomineerd. Dat leidt tot abstracte, kwantitatieve en weinig menselijke inzichten. Imaginaire economie – kunst, dus – daarentegen brengt de kijker tot inzichten door ze dingen te laten beleven of te laten zien. De Franse kunstenaar Matthieu Laurette steekt bijvoorbeeld de draak met de fixatie van bedrijven met het maken van winst. Door in maniakaal tempo een object te ruilen voor het hoogste gebodene en dat vervolgens ook weer te ruilen toont hij aan hoe je zo aan waardevernietiging doet. Hij begon met een auto en eindigde met een stel glazen.
Velthuis’ prettig geschreven en rijk geïllustreerde betoog over het nut van de imaginaire economie is tegelijk een interessant overzicht van kunstenaars die zich in hun werk bezig houden met alles wat met economie te maken heeft en zich daar op de de meest uiteenlopende manieren tegenover verhouden. Op de cover prijken de door Floor Houben ontwerpen biljetten van Atelier van Lieshout, die bedoeld waren als geldig betalingsmiddel binnen de Rotterdamse vrijstaat AVL. Helaas bleken de drukkosten te hoog en is het bij het (fraaie) ontwerp gebleven.
Duchamp
Meerdere kunstenaars proberen zich te onttrekken aan de officiële betaalmiddelen. De Amerikaan JSG Boggs lukte het bijvoorbeeld voor 1 miljoen dollar aan transacties uit te voeren met door hemzelf gefabriceerde biljetten. In feite deed Herman Brood hetzelfde: als hij in geldproblemen zat, betaalde hij gewoon met een van zijn creaties.
Geld, in de vorm van biljetten of munten, is een van de populairste thema’s van de imaginaire economie. Kunstenaars maken het na, verbranden het, plakken het op de vloer of gebruiken het als materiaal voor hun kunstwerken. Velen willen de relativiteit van geld aantonen; de waarde is immers gebaseerd op een onderlinge afspraak. Soms wordt de analogie met kunst benadrukt, waarvan de waarde ook een sociale constructie is.
Duchamp riep hierover allerlei vragen op door zijn tandarts te betalen met een zelfgemaakte, zeer gelijkende kopie van een cheque, bekend geworden als de Tzanck Check (1919). Waar hij met zijn readymades een gebruiksartikel van de industriële economie naar de kunstwereld haalt, verplaatst hij volgens Velthuis nu een uniek en ambachtelijk kunstwerk naar de anonieme, monetaire economie. Hij haalt hiermee de scheiding tussen kunst en economie onderuit. Zo zei Duchamp ooit dat kunstenaars die zichzelf blijven herhalen geen afbeeldingen maken, maar checks.
Symbolische waarden
Interessant is Velthuis’ constatering dat de economie steeds meer is geculturaliseerd. Waar de economie eens nuttige, functionele goederen produceerde, worden in de postmoderne economie geen materiële maar symbolische waarden geconsumeerd. Kunstenaars en creatieven werken tegenwoordig bij reclamebedrijven en marketingafdelingen en buigen zich over brands en lifestyles. Aantrekkelijk design en geraffineerde verpakkingen geven de consument het gevoel dat een product op zijn individuele verlangens is toegesneden.
Als voorbeeld van een kunstenaar die zich ontpopt als ondernemer wordt Seymour Likely (waar o.a. iM-columnist Ronald Hooft achter schuilgaat) aangehaald. Velthuis geeft in dit kader een zeer lezenswaardige visie op de positie van kunstenaars in de hedendaagse samenleving. Zover dit nog niet duidelijk was: Imaginaire economie is bepaald geen koffietafelboek
Imaginaire economie. Hedendaagse kunstenaars en de wereld van het grote geld, Olav Velthuis. Nai Uitgevers, Rotterdam. Vormgeving: Joseph Plateau. 144 blz, Nederlands & Engels, 20 x 12 cm, 14,50 euro. ISBN 90-5662-400-8