Van Siberië naar Carré: locatievoorstelling Het Pauperparadijs wordt schouwburgspektakel
Na twee succesvolle seizoenen op locatie verhuisde theaterspektakel Het Pauperparadijs naar Carré. Van een speelveld in de open lucht van 50 bij 100 meter naar een houten vloer van 10 bij 16 meter. Decorontwerper Michiel Voet: “Hier fantaseert het publiek de rest er niet bij.”
Een dag voor de eerste try-out van Het Pauperparadijs hangt er een ontspannen rust in Carré. In de maand juli wordt het als ‘theaterspektakel over arm en rijk’ gepromote stuk 36 keer gespeeld. Na een intensieve voorbereidingsperiode en negen dagen testen, repeteren en try-outen in een theater in Apeldoorn zijn alle technische problemen wel zo’n beetje getackeld. Vandaag hebben de technici het toneel nog voor zichzelf; de acteurs en muzikanten komen pas morgen.
Decorstukken staan her en der verspreid. Kale, wat grove objecten die tijdens de voorstelling tot leven komen door de belichting en videomapping. De honderdduizend mensen die de openluchtvoorstelling in 2016 of 2017 in Veenhuizen bezochten, zullen enkele elementen herkennen: de twee grote trappen, de enorme poort. Alleen de schaal is anders.
Het Pauperparadijs is gebaseerd op de gelijknamige bestseller van Suzanna Jansen. Een episode die volgens de makers buiten de geschiedenisboeken gehouden is, hoewel zo’n miljoen Nederlanders afstamt van deze paupers. Het is letterlijk het verhaal van Jansens voorouders: Cato en Teunis. Het koppel ontmoette elkaar in de in 1923 door generaal Johannes van den Bosch opgerichte Maatschappij van Weldadigheid, een pauperkolonie in het Drentse Veenhuizen. De generaal wilde kansarmen leren lezen en schrijven en ze klaarstomen voor een beter bestaan.
Beperkte ruimte
De voorstelling laat zien hoe de pauperkolonie ondanks de goede bedoelingen ontspoort tot iets wat op een strafkamp lijkt. Cato en Teunis proberen hieraan te ontsnappen. Dat lukt alleen Cato; ze sterft in een benauwd steegje vlakbij Carré. En zo lijkt het net even wat minder onlogisch om een locatievoorstelling met een enorm monumentaal decor – inclusief hijskranen – naar een statig theater aan de Amstel te verhuizen.
Het decor, zowel dat in Veenhuizen als dat in Carré is ontworpen door Michiel Voet. Toen hij hier voor het eerst rondliep om de ruimte te voelen, schrok hij wel, vertelt hij. “Wat is het hier klein, dacht ik. Ik heb me veel zorgen gemaakt of we alles er wel in konden passen.” Daar was het speelveld 50 bij 100 meter. Hier moest alles op 10 bij 16 meter gebeuren.
Hij laat zien hoe beperkt de ruimte op de zijtonelen is. Daar moeten straks de decorchangementen plaatsvinden terwijl acteurs en muzikanten op en af gaan. Noodgedwongen is over iedere kubieke centimeter nagedacht.
Valkuil
Hoe pak je zoiets aan? Om te beginnen heeft Voet met zijn assistent Carré op een schaal van 1 op 25 nagemaakt in zijn atelier. Regisseur Tom de Ket gaf aan dat hij het script grotendeels intact wilde laten. Een aantal van de vormgevingsprincipes werkten gewoon goed. Waarom zouden ze daarvan afwijken? Voet heeft de essentiële decorelementen dan ook teruggebracht tot een schaal waarmee het op de zijtonelen past. Zodat het toneelbeeld indien nodig ook leeg kon zijn.
“Van den Bosch was een utopische denker die extreem daadkrachtig was en grootschalig dacht”, vertelt Voet. “Dat is uiteindelijk zijn valkuil geworden. Die hele energie van maakbaarheid, rationeel nadenken en dan gaan we dat regelen, zat in de voorstelling van Veenhuizen. Vandaar dat de plek ook de uitstraling van een bouwplaats had, met hijskranen. In Drenthe was toen niets, het werd het Siberië van Nederland genoemd. Daar ging Van den Bosch gewoon een zelfvoorzienende maatschappij bouwen.”
Het grote verschil met Veenhuizen is dat daar alleen het laatste deel van de voorstelling donker was. Licht, video en effecten kunnen in Carré vanaf het allereerste moment ingezet worden. Volgens lichtontwerper Uri Rapaport kun je daardoor de focus van het publiek veel meer sturen. “Ik ben eigenlijk de cameraman van de voorstelling. Ik zorg dat je kijkt op de plek waar de regisseur wil dat je kijkt.”
Schaduw projecteren
In Carré kan het team licht, video en videomapping maximaal inzetten. De achterwand wordt gevuld met een doorzichtprojectiescherm van 16 bij 9 meter. Met een enorme frontprojector wordt op de decorelementen geprojecteerd. Die komen daardoor ook tot leven. Daan Hazendonk en Reinout Wiersma, verantwoordelijk voor de videocontent en techniek, hebben wekenlang geprojecteerd op het schaalmodel van Carré.
Het bijzondere van Veenhuizen was dat het verhaal daar echt zijn oorsprong heeft. Voet: “Het publiek kwam door een immense poort naar binnen. Dat je op die heilige of schuldige grond staat, brengt veel context en inhoud met zich mee. Dat mist hier in Carré natuurlijk. Ik moet nu veel meer beeldende impact maken per scène. Ik kan het niet sober houden, hier fantaseert het publiek de rest er niet bij. De grootschaligheid moet je dus op andere manieren vormgeven. Dat kan fantastisch met video natuurlijk. Die poort komt ook terug. We projecteren met video een schaduw, zodat hij twee keer zo groot lijkt. Daar heb je gewoon theatertrucs voor.”
Productieleider Hans Boven vertelt dat ze de poort (een meter of vijf hoog) wilden ophijsen op het zijtoneel. Dat bleek net niet te passen vanwege het zijlicht. “Een tegenvaller, want we wilden hem buiten beeld hebben. Nu staat-ie achter het projectiescherm. Soms gaat dat omhoog. Dan verbergen we de boog met zwarte doeken. Door het tegenlicht zie je hem soms niet staan. Anders blijft hij als dreigende schim aanwezig. Dat blijkt juist mooi. Het is daardoor een soort verbindende factor geworden.”
Brainstormen
“Er zijn voortdurend overleggen geweest met het vormgevingsteam en de videojongens over de kap- en decorchangementen”, vertelt Boven. “Alle bewegingen op het toneel zijn uitgebreid besproken en op tekening gezet om te kijken of het past. Er zijn visuals gemaakt om te kijken of het er artistiek gezien ook goed uitziet. Er was continu uitwisseling tussen ontwerp en uitvoering. Heel prettig.”
“We hebben eindeloos zitten brainstormen bij de maquette in mijn atelier”, lacht Voet. Hij samen met regisseur Tom de Ket, maar ook in andere bezettingen. Lichtontwerper Uri Rapaport en kostuumontwerper Arien de Vries, die maar liefst 400 items heeft ontworpen, waren er al vroeg intensief bij betrokken. Voortdurend was iedereen met elkaar aan het pingpongen om alle disciplines zo goed mogelijk te laten samenwerken.
Technisch ondersteund worden en voortdurend overleggen is voor Voet belangrijk. “Een vormgever heeft maar een beperkte hoeveelheid kennis van theatertechniek. Als je geen goeie mensen op het toneel hebt, kun je het shaken. Van de hele trekkenwand- en de lichtprogrammering snap ik geen bal. Ook belangrijk: hoe organiseer je de toneelvloer? Het projectiescherm gaat tussen de scènes door steeds naar boven omdat het ensemble naar voren moet, of omdat er decorstukken verplaatst moeten worden. Dat moet allemaal wel haalbaar zijn.”
Opgesloten
Hoe consciëntieus alles ook uitgedacht en -getekend is, de trekkenwand kun je alleen repeteren in een schouwburg. In het montagetheater in Apeldoorn hebben ze een goede afspiegeling kunnen maken van Carré. De vloer is met cues en al naar Carré verplaatst. Boven: “Tijdens de repetities konden we de changementen testen. Daar werden we bevestigd in wat we dachten. Wat niet werkte, bijvoorbeeld het ophijsen van de poort, hebben we anders opgelost. Nu is het vooral een kwestie van opbouwen.”
Toch wordt er nog steeds af en toe gebakkeleid over de ruimte. “Muzikanten die toch een extra gitaartje meenemen of een effectenpedaal. Dat gaat over oppervlaktes van 50 bij 50 centimeter, maar toch past dat er niet meer bij.”
We lopen heel onverantwoord onder een rits lampen door die rustig naar beneden zakt. Terecht komt het ons op een reprimande van de toneelmeester te staan. Boven ons, tussen de trekken, zijn onderkanten van enorme letters zichtbaar. Vier spreuken van 16 meter breed en 2,5 meter hoog, vertelt Voet. “Er komt 64 meter taal binnenzakken.” Alle decorstukken die uit de kap komen, moeten dun zijn, zodat niet alle ruimte en trekken opgebruikt worden. Dat heeft uiteraard consequenties gehad voor de beeldtaal.
Strafkamp
Als de monumentale letters ergens halverwege de voorstelling naar beneden komen, laat Voet het vormgevingsconcept van Veenhuizen los. “Ik wilde in de mentale wereld van Van den Bosch komen. Dat was een wereld van ideeën en taal. De hoofdrolspelers gaan totaal naar de klote door dat systeem. Het is mooi om dat te laten plaatsvinden in een ruimte die letterlijk is opgebouwd uit taal. Ze zitten opgesloten in die leuzen, in die hermetische zinnen die geen ruimte gaven voor menselijkheid. Op al die kazernes, directie- en bewakerswoningen in Veenhuizen staan nog steeds leuzen als ‘Werk en bid’, ‘Orde en tucht’, ‘Discipline, Controle.’”
Tijdens de voorstelling geven de leuzen meteen een unheimisch gevoel. Door de vergelijking met ‘Arbeit macht frei’, maar ook door de onheilspellende belichting. “We transformeren de sfeer naar die van een strafkamp”, beaamt Voet. “Het idealistische model werkte niet. Langzaam veranderde het in een oncontroleerbare machine waarin het niet meer menselijk was.”
Touwtje aan de trek
Voet wil dat het hele decor een machine is, een rationeel mechanisme bedacht om de wereld te verbeteren. Vanuit die gedachte heeft hij op een aantal momenten nog een derde laag video toegevoegd. Daarvoor hangen er nog drie projectieschermen in de kap. Ze hangen aan rails die aan de trekken gemonteerd zijn, waardoor ze ook horizontaal kunnen bewegen.
Volgens projectieleider Hans Boven zijn daar aardig wat sessies aan gewijd. “Het is niets nieuws dat een scherm verticaal beweegt en dat de video meeloopt met die beweging. In dit geval kan het scherm alle kanten op bewegen en blijft de video die beweging haarscherp volgen. Het projectievlak hangt aan een bestuurbare rails die met de trekkenwand naar beneden zakt.” Bijzonder is dat de trekkenwand wordt aangestuurd vanuit de video.
Boven: “De trekkenwandcomputer, in dit geval de TNM-besturing, ontvangt een Artnet-signaal van de video, de video blijft de trekkenwand blokkeren, de trekkenwandoperator heeft de cue al uitgevoerd, maar die wordt nog geblokkeerd door het Artnet-signaal. Die blokkade vervalt op het moment dat de video wordt gestart. Daardoor lopen de video en de beweging volkomen synchroon.”
Katrolletje
Een punt van zorg was volgens Voet of de drie mobiele projectieschermen wel mooi tot stilstand zouden komen. “Er zit een meter of acht tussen de rails en het scherm. De video mag niet gaan bewegen.”
Bij een scène over de anoniem begraven doden van Veenhuizen blijkt beweging juist welkom. Tijdens het installeren zagen ze de kruizen die uit de trekkenwand naar beneden kwamen wiebelen. “Als die kruizen stil hangen, is het veel te statisch. Als ze bewegen gaat het dansen, fantastisch”, vindt Boven. Voet: “We hadden het in een seconde bedacht, maar dan moet er wel iets voor verzonnen worden.” Boven, lachend: “Nu gaan er touwtjes mee in de trekken waar technici in de zijtonelen aan staan te sjorren. Heel ouderwets opgelost met een katrolletje.”