
Geluidstechnici aan het woord: Rampenbestrijding met te weinig tijd
Weigerachtige apparatuur, muzikanten die niet met hun tengels van de versterkers af kunnen blijven, bemoeizuchtige bezoekers; het leven van geluidstechnici gaat niet altijd over rozen. Een groot deel van hun werk bestaat uit het oplossen van problemen voor die ontstaan. Maar wat voorkomen wordt, ziet niemand. Ze worden afgerekend op wat fout gaat.
Hoe hard sommige geluidstechnici ook roepen dat voorbereiding het halve werk is en er dan eigenlijk nog maar weinig misgaat, uiteindelijk zijn er zoveel onzekere factoren dat af en toe toch flink aan damage control moet worden gedaan. Edwin Heath (Vera, Groningen) omschrijft het nobele beroep zo: ‘Live-geluid is een kwestie van rampenbestrijding met te weinig tijd om de rampen goed te bestrijden.’ Natuurlijk verschilt dat nogal per podium en per productie.
In sommige zalen zijn de omstandigheden zo geoptimaliseerd dat het geluid eigenlijk altijd wel goed zit, zoals in het Tilburgse 013. Wil van Beek: ‘Wij zijn best verwend hier. Je moet echt je best doen om het geluid te verknallen. Mocht er op het podium iets misgaan, dan wordt dat over het algemeen technisch heel snel opgelost en merkt het publiek bijna niets. Geen wonder: een grote band heeft voor elk instrument een aparte tech klaarstaan. Soms staan er wel tien of twaalf mensen te werken voor één bandje.’
Galm
Maar ook dan zijn er zwakke schakels: de geluidstechnicus van de band bijvoorbeeld. Peter Kerkvliet (Paard van Troje, Den Haag): ‘Soms wordt een bandje om zeep geholpen door de geluidsman die het zelf meeneemt omdat het een vriend of familielid is. Ik heb toch wel een beetje de filosofie: veel beter kun je het niet maken, maar je kunt het wel veel slechter maken.’ Nog zo’n mooie oneliner komt van Rob Bruijnen (Patronaat, Haarlem): ‘Slechte bands hebben een goeie geluidsman nódig, goeie bands verdienen een goeie geluidsman.’
Met name in zalen met een gebruiksaanwijzing, zoals Tivoli of Paradiso, is die door de band ingehuurde geluidstechnicus een probleem. Idealiter zouden geluidstechnici van de band en de zaal samenwerken: de één kent de eigenaardigheden van de band, de ander de eigenaardigheden van de zaal. Maar lang niet iedereen laat zich graag op de vingers kijken. En al is de geluidsman van goede wil, dan kan de band zelf nog tegenwerken door hun versterkers keihard te zetten.
Patrick Boonstra (Paradiso, Amsterdam): ‘Als bands op het podium heel hard gaan, krijgen we daar een galm van terug. Dat merk je als de zaal en de balkons niet vol zijn; mensen dempen. Paradiso krijgt nooit het geluid van 013 of HMH, zalen waar het geluid in de wanden verdwijnt, want bij ons kaatst het terug. Soms heeft dat zijn charme, bij sommige bands werkt het niet. Bij countrydingen is het mooi. Of bij harde rockbands die op het podium de monitors niet zo hard hebben staan.’
Geluidsnorm
De geluidsnorm die Paradiso hanteert is 105 Db. Toch kun je een band hard laten klinken, zonder die grens te overschrijden, zoals bij Jane’s Addiction. ‘Dat klonk echt geweldig’, aldus Boonstra. ‘Zij hadden allerlei buizencompressors bij zich, waardoor je het geluid veel breder kunt krijgen. Maar met een band als Motorhead kom je wel aan meer. Gelukkig hebben we in Nederland niet het systeem dat je gelijk boetes krijgt als je de geluidsnorm overschrijdt, zoals in Zwitserland. Daar staat iemand achter je te controleren of je 95 Db niet overschrijdt. Motorhead speelde daar eens: het eerste nummer was gelijk te hard, dus de geluidsman kreeg een boete. Het tweede nummer ook, dus hij kreeg weer een boete. Bij het derde nummer gaf die geluidsman zijn creditcard en zei, en nou opzouten!’
Hoe lastig dat harde monitorgeluid ook is, bij bands die met een in-ear spelen (dus zonder monitor en met een ‘oortje’), mist er soms tóch iets. Boonstra: ‘Sommige artiesten krijgen er een kick van als zo’n monitor keihard staat te blazen. Zonder die bak herrie wordt het dan een stuk matter.’
Ongelofelijk belangrijk is dat de geluidstechnicus het vertrouwen van een band wint. De muzikanten kunnen tenslotte niet controleren of het zaalgeluid ook echt deugt. Zij staan immers te spelen. Ze moeten dus maar op de technici vertrouwen. Die dus hopelijk niet aan allerlei knopjes gaan zitten pielen omdat ze zich vervelen of rare effectjes en echo’s over dingen heengooien en daarmee het geluid veranderen.
Dienstbaar
Dat is eigenlijk het grote verschil tussen het werken als vaste technicus in een zaal en het touren met een en dezelfde band. Hoe beter je de muziek kent, hoe beter je weet waar de band graag de accenten op legt en waar je bijvoorbeeld een galm op kunt zetten. Ken je de muziek niet zo goed, dan moet je een goeie basismix maken en vooral niet te veel doen.
‘Muzikanten werken heel erg op hun gehoor en op hun gevoel’, is de ervaring van Rob Bruijnen (Patronaat). ‘Je moet heel erg op je qui vive zijn en je dienstbaar opstellen om te bewerkstelligen wat die artiest op het podium wil horen. Je moet ze laten merken dat je hard voor ze bezig bent. Ik vind het belangrijk dat je de emotie van de muziek volgt en niet alles plat slaat: juist proberen de dynamische expressie van de band te volgen die de muzikant aangeeft.’
Ook Dick Crul (De Melkweg, Amsterdam) laat de band zelf het geluid maken. ‘Ik sta niet constant achter de knoppen, maar luister geconcentreerd, met mijn armen over elkaar. Je moet zorgen dat die band tevreden is, dan heb je je werk goed gedaan.’ Als er onverhoopt iets uitvalt, moet je natuurlijk wel ingrijpen. Crul: ‘Tijdens The Misfits werd er met bier gegooid en viel er uiteindelijk een glas in de mengtafel. Dat veroorzaakte kortsluiting, dus de PA viel uit. Het podiumgeluid stond zo hard dat ik het eerst helemaal niet merkte en zij ook niet. Toen hebben we een paar monitors naar het podium gedraaid en konden ze gewoon doorspelen.’
Elektrische schok
Drank in de mengtafels blijkt een veelvuldig voorkomend probleem. Er bestaat zelfs het verschijnsel bierkap, die tot de standaarduitrusting van met name bands als Normaal en Rowwen Hèze behoort. ‘Met bands als Gwar pakken we gewoon alle apparatuur in folie in. Ik ben ook eens gevraagd om in te vallen voor de geluidsman van Normaal. Hij had drie hechtingen in zijn nek omdat hij een tree met bier in zijn nek had gekregen. Daar paste ik dus voor; zij staan gewoon in regenkleding te mixen.’
Naast hechtingen staat de geluidsman bloot aan allerlei andere gevaren. Doofheid is natuurlijk het eerste waar je aan denkt maar – vooral in het verleden – plakten geluidstechnici bij festivals nog wel eens vast aan hun mengtafel als het regende, zo vertelt Peter Kerkvliet (Paard van Troje). ‘En op Werfpop in Leiden zijn we met band en al door het podium gezakt. Die zanger hield er van om een beetje rond te springen en dat podium had losse planken, dus als hij aan de ene kant sprong, kwamen ze aan de andere kant omhoog. Hij was ook wel zo’n type dat dan even extra hard moest doorspringen om uit te proberen of het echt niet kapot kon.’
Woud
Maar het kan altijd erger. Amerikaanse festivals zijn volgens hem echt rampzalig. ‘Als daar zes bands spelen, staat alle apparatuur al op het podium. De laatste band achteraan en de eerste helemaal vooraan. Als je toevallig als eerste band speelt, mag je als laatste je spullen opzetten. Het is echt een gevecht: overal staan monitorsystemen en -tafels. Iedere band heeft een stuk of drie gitaarroadies bij zich en die slaan elkaar zowat de hersens in om het beste plekje te veroveren. Zo’n podium is een woud van instrumenten en microfoonstandaards en roadies die er tussendoor rennen: drie drumroadies die tegelijk een drumstel aan het stemmen zijn.’
Hij heeft het over een festival in Memphis, langs de oevers van de Mississippi waar hij met Dyzack was. Bob Dylan was de publiekstrekker. ‘In de mixtoren had Dylans geluidstechnicus de hele ruimte ingenomen en huiselijk ingericht: hij had tafeltjes met kleedjes neergezet, wierook aangestoken en zijn eigen asbak meegenomen. Dan moet je maar zien dat jij er tussen kan met je spullen.’