Saskia Olde Wolbers

Filmsets storten ineen, cameramannen vallen over snoeren en rijen cancandansers kukelen om als dominostenen. Dat gebeurt er als een actrice last heeft van the falling eye. Tenminste, in Trailer van Saskia Olde Wolbers, onlangs aangekocht door het Stedelijk Museum in Amsterdam dat een tentoonstelling aan haar wijdt.

De vanuit Londen opererende Nederlandse kunstenares ontwikkelde eind jaren negentig een fascinerende stijl: met behulp van prachtige, door een onzichtbaar hoofdpersonage gesproken verhalen roept Saskia Olde Wolbers (1971) een rijke, gecompliceerde wereld op, zonder die in detail te laten zien. Sterker, haar camera glijdt slechts traag langs verlaten decors, druipend en lekkend van water en verf. De rest speelt zich af in het hoofd van de bezoeker. Diens gedachten blijven haken bij raak gekozen bewoordingen en zinsneden die een rits beelden en fantasieën in gang zetten. Zoals de beschrijving van de actrice die puur door haar aanwezigheid een hele draaidag tot een fiasco maakt.

Ongeboren

In de films die het Stedelijk Museum vertoont, worstelen mensen met een werkelijkheid die ze nauwelijks kunnen bevatten. In Kilowatt Dynasty (2000) spreekt een nog ongeboren Chinese het vermoeden uit dat haar moeder lijdt aan een syndroom dat bij veel astronauten voorkomt: het onvermogen droom en realiteit te onderscheiden. Het door de Chinese tongval en de complexiteit moeilijk te volgen verhaal wordt nog mysterieuzer door de sciencefictionachtige onderwaterwereld. Die lijkt opgebouwd uit glas en andere transparante materialen, maar is niet herkenbaar.

Olde Wolbers werkt een jaar aan een videowerk van zes minuten

In Placebo (2002) kijkt een vrouw vanuit haar ziekenhuisbed naar de comateuze man naast haar en onderkent ze wat ze eigenlijk al een hele tijd wist: de figuur die ze twee jaar beminde bestaat enkel uit leugens. Uitgebreid beschrijft ze de aanwijzingen die ze in de wind sloeg. Ze wilde zo graag geloven in zijn gefantaseerde identiteit. Ondertussen maken dikke druppels zich los van met witte verf doordrenkte rasters en zweven horizontaal door het beeld.

Zijn perspectief wordt weergegeven in Interloper (2003). Hierin treedt hij tijdens een bijnadoodervaring buiten zichzelf. Tot zijn verbazing dwaalt hij in een witte doktersjas door uit koele metalen buizen opgetrokken ziekenhuisgangen. Terwijl hij voor het eerst inzicht krijgt in zijn eigen leugens, merkt hij op steeds meer het gevoel te krijgen dat een deel van hem fictie is. Ook in Trailer (2005) vraagt de hoofdpersoon, die er in een bioscoop achterkomt dat de twee acteurs in de film zijn ouders zijn, zich af of hij zich dingen van hen herinnerde of slechts ‘fictie bouwde in de afwezigheid van de realiteit’.

Saskia Olde Wolbers

Afstand

Zelf speelt Olde Wolbers hier ook voortdurend mee. Al haar werk gaat uit van waargebeurde situaties waarvan ze tijdens het werkproces afstand neemt. Het tweeluik Placebo/Interloper baseerde ze op de Fransman die zich twintig jaar voordeed als arts en zijn familie vermoordde toen de zeepbel werd doorgeprikt – Nicole Garcia maakte hierover de film L’Adversaire (2002). Alleen verzon Olde Wolbers er een eigen personage (de maîtresse) en complicerende factoren bij. ‘Het gaat me om de suggestie van film’, verklaarde ze eerder in interviews. Haar verhaal vergelijkt ze liever met een lied, waarbij opvalt dat muziek in de werken juist afwezig is.

Ieder kort videowerk duurt zes minuten, met uitzondering van Trailer dat een lengte heeft van tien minuten. Olde Wolbers werkt er ongeveer een jaar aan. De onwerkelijke miniatuurdecors worden namelijk handmatig in elkaar gezet en opgebouwd uit gebruiksvoorwerpen en de meest uiteenlopende materialen. Als ze de maquettes filmt, staan ze in een aquarium vol water. Zoals een enkel luchtbelletje verraadt.

Saskia Olde Wolbers: The Falling Eye. T/m 24 september in het Stedelijk Museum CS, Amsterdam. www.stedelijk.nl.

Naar boven