Dansen op zand: ‘Plotseling kun je vallen, rollen en springen’
Glasscherven, teken en andere gevaren leggen het af tegen de voordelen. Bijvoorbeeld dat de dansers ook eens een frisse neus halen. En dat hard vallen niet direct een blessure oplevert. De choreografen Guy Weizman (Club Guy en Roni) en Diane Elshout en Frank Händeler (Elshout & Händeler) wisselen van gedachten over dansen op het zand.
Het verzoek om met elkaar in gesprek te gaan is niet aan dovemansoren gericht: de choreografen Guy Weizman (Club Guy en Roni) en Diane Elshout en Frank Händeler (Elshout & Händeler) zijn al voor de koffie is ingeschonken druk aan het praten. Weizman kent sommige artiesten die dansen in Sirenade, de voorstelling van zijn collegae, en beantwoordt gedurende het gesprek meermalen de opmerking ‘je weet hoe die en die is’ met een instemmende blik.
Anders dan in sommige van hun voorstellingen zullen ze tijdens Oerol geen van drieën dansen. Roni Haver, met wie Weizman een duo vormt, danst wel. Niet zelf meedansen is volgens Elshout de enige manier om afstand te nemen. ‘Als je meedoet dan ben je er te veel emotioneel bij betrokken. Bovendien heb je zoveel andere verantwoordelijkheden dat je geen tijd hebt om goed voor je lijf te zorgen.’ ‘Voor mij geldt precies hetzelfde’, knikt Weizman. ‘Na een tijdje verlaat de discipline die je nodig hebt om te dansen mijn lichaam gewoon. Je moet echt investeren in je conditie.’
Eieren
Händeler richt zich tot Weizman: ‘Hoorde ik het goed, dansen jullie op het strand?’ ‘Dat was wel de bedoeling’, glimlacht deze. ‘Tot een klein vogeltje met heel dunne benen vorige week besloot eieren te leggen op de door ons geselecteerde locatie. We moesten dus uitwijken.’ Hilariteit en ongeloof alom. Weizman zelf is laconiek over de terreur van de bontbekplevier, de bewuste gevederde vriend. ‘Het was even keihard werken, maar ik ben erg blij met deze plek, Tiger. Het is er prachtig en er is zand, dat is belangrijk voor het stuk. Het is alsof we in een zandbak staan.’
Betoverend vinden de andere twee hun locatie, De Wulp. Bijna een natuurlijk amfitheater, ingesloten tussen de duinen en het bos. En ja, beantwoorden ze Weizman’s vraag, ook zij dansen op zand. ‘We hebben geoefend op een strand in Amsterdam. Sommige dansers vonden het verschrikkelijk. Ze hadden allemaal opgezwollen kuitspieren na afloop’, vertelt Händeler. Wat hen verbaasde toen ze voor het eerst op Terschelling speelden was het lawaai van de wind en de zee. Weizman en co worstelden daar eveneens mee, maar besloten het maar op de koop toe te nemen.
Paarden in slow-motion
Vooral Elshout en Händeler, voor wie het buitentheater nieuw is, stuitten eenmaal op het eiland op wel meer onverwachtheden. ‘Die prachtige, subtiele bewegingen die de dansers in de studio maken, blijken op het strand niet te werken’, vertelt Elshout. ‘Ze kunnen een draai niet meer maken en ze verliezen hun evenwicht omdat de ondergrond ongelijk is. Of ze komen op een helling niet goed meer overeind. Dan zijn er ook de positieve kanten: plotseling kun je vallen, rollen, springen.’
Barbie Q van Club Guy en Roni is ook in de studio ontstaan. In hun geval de zwaarte van het dansen in het zand het thema, het gevecht, alleen maar. Elshout vraagt zich af of ook dit stuk, net als hun andere werk, fysiek uitdagend is. ‘Zeker’, beaamt Weizman. ‘Het goede is dat je geen kniebeschermers nodig hebt, zoals op het toneel. Het is mooi, bij de repetities krijg ik soms het beeld van paarden die in slow-motion galopperen voor een zon die langzaam naar achteren schuift. Een typisch kitscherig beeld, maar het is mooi om die bewegende lichamen te zien.’
Op de eerste dag riep de avondzon bij Händeler zelfs extase op. ‘In een theater zou je dat licht en die fantastische luchten nooit kunnen maken, waanzinnig. Ook bijzonder dat je door dat licht ergens helemaal je richtingsgevoel kwijtraakt als je danst.’
Diehard publiek
Tot zover de pluspunten van een buitenlocatie. Wat gebeurt er als het regent? ‘Laten we het daar niet over hebben’, roept Elshout. Voor Club Guy en Roni zou het weinig problemen opleveren: ook dit past bij het thema – vechten. ‘Het enige waar ik me zorgen om maak, is dat het publiek het niet trekt. De dansers zullen het niet eens meer merken als ze er eenmaal goed in zitten.’
Zij zullen zich dus niet beschermen tegen de regen, Elshout & Händeler wel. De kostuumontwerpers hebben speciale doorzichtige regenjassen gevonden, die elegant en zelfs sexy zijn. Ze vertellen het zo verlekkerd dat het lijkt of ze hopen dat het een beetje gaat miezeren. In geen geval gigantische stortbuien, want Händeler heeft zelf als danser eens een fikse longontsteking opgelopen, waarbij hij zelfs bloed ophoestte. Ondanks de regen trad hij dag na dag vol enthousiasme op, omdat het publiek maar bleef komen. ‘Hoe diehard dat Oerol-publiek is, blijft me verbazen’, lacht Weizman.
De buitenlucht doet hen goed, vindt Elshout. ‘Normaal brengen dansers het grootste deel van hun leven binnen door, ze zijn vaak heel bleek omdat ze nauwelijks buiten komen. Nu zie je prachtige, gebruinde gezichten. Ze veranderen van gesofisticeerde stadsmensen in meer natuurlijke mensen. Je moet bergen beklimmen, je zit onder het vuil, overal zit zand en je moet er maar mee dealen.’
Poespas
Ondanks al dat gerol en gestunt zijn er geen blessures, een voordeel van het zand. Wel een groot gevaar is: gebroken glas. ‘Het hele gebied is meermalen schoongemaakt’, vertelt Elshout. ‘Maar de dansers vinden soms toch een grote scherf.’ Wat als er iets misgaat? ‘Dan komen we met de eerste hulpkit en dan…’, grapt Händeler. Ze lijken zich meer zorgen te maken over de teken waardoor ze belaagd worden en waarschuwen elkaar voor nare ziektes die de bloedzuigers je kunnen bezorgen als je hun pootjes niet op de juiste wijze verwijderd.
Vervolgens buitelen ze van de veel te korte voorbereidingstijd naar een discussie over de Nederlandse danswereld. Het woord betutteling valt als het over de subsidieverstrekkers gaat, er wordt geopperd dat makers niet meer de kans krijgen om langzaam een eigen stijl en publiek op te bouwen en dat van meer succesvolle groepen wordt verwacht dat ze zichzelf blijven herhalen.
Club Guy & Roni heeft het geluk samen te werken met het Groninger Grand Theatre. ‘Het kan hen geen bal schelen wat de rest ervan vindt, zij geloven in wat ze goed vinden. En op dit moment geloven ze in ons’, constateert Weizman tevreden. Het is te vergelijken met Oerol. Er wordt keihard gewerkt om ervoor te zorgen dat het op die nieuwe locatie allemaal lukt. ‘Ze hebben hier een soortgelijke instelling als in Noord-Nederland: ze proberen alles zo goed mogelijk te doen zonder al te veel poespas. Geen politiek gedoe, champagne, grote premières. Dat is een onderdeel van dans dat me minder aanspreekt. Hier ben je welkom en hoef je alleen een goede performance te geven, zonder aan allerlei plichtplegingen te voldoen.’
Amsterdam-syndroom
‘Hoe vaak heb je hier opgetreden?’, wil Elshout weten. ‘Dit is de tweede keer. Vorig jaar hebben we in acht dagen achttien keer opgetreden.’ ‘Hardcore’, lachen de anderen. ‘Maar, we kregen er veel voor terug’, vervolgt Weizman. ‘We onderzochten iets nieuws, wat de volgende voorstelling beslist heeft beïnvloed. Normaal is het enorm moeilijk om het publiek erbij te betrekken, maar in het schuurtje waar we optraden, kon ik de mensen aanraken. Ik manipuleerde het publiek en duwde ze letterlijk aan de kant. Als je een vrouw van zestig aanraakt als je midden in een soort van storm zit, dan gebeurt er iets heel speciaals.’
Hij wil hun ook iets vragen, van meer praktische aard, naar blijkt: ‘Waar warmen de dansers zich op?’ ‘Gewoon buiten: ze joggen, doen yoga. We hebben een zaaltje geregeld in Hotel Europa, maar daar hebben ze tot nu toe nog weinig gebruik van gemaakt,’ vertelt Elshout. ‘Hotel Europa’, mompelt Weizman.
Ondertussen merken Elshout & Händeler op dat het zo prettig is dat het hele team volledige aandacht voor de voorstelling heeft. ‘Daardoor wordt het erg intens. Je vergeet alles om je heen.’ ‘Je bent bijna jaloers op mensen die bij het circus werken’, mijmert Händeler. ‘Het komt zo veel meer in de buurt van een veel oudere kunstvorm. Je kunt verstrikt raken in dans, nu ga je op een volkomen andere manier werken en denken.’ ‘Het Amsterdam-syndroom. Haal je mensen naar Groningen, waar ze volledig zijn afgesneden van hun omgeving’, adviseert Weizman. Wij houden het liever bij Oerol.