‘Ik zing een page turner en jij een schilderij’

Erik de Jong (Spinvis) en Wende Snijders, de een ingetogen en bedachtzaam, de ander expressief en uitgesproken. Zíj vindt het heerlijk om in een personage te kruipen, híj is het liefste gewoon zichzelf. Toch is haar voorstelling gebaseerd op dagboekaantekeningen en zegt hij over zijn teksten: ‘Het is allemaal gelogen.’

‘Hoe is het om alleen te spelen?’, vraagt Wende Snijders enthousiast als Erik de Jong binnenkomt. Jan van Eerd, die met Guus Bakker de muziek bij haar voorstelling Adem maakt, vliegt hem om de hals. Normaliter hoort hij bij Spinvis’ entourage, maar die doet het dit keer ‘op zijn eentje’, zoals de titel van zijn voorstelling verraadt.

Het alleen spelen gaat hem goed af, al is het even wennen dat de omstandigheden in het bos waar hij speelt voortdurend veranderen. In tegenstelling tot de zwarte doos van het theater of poppodium. Tijdens de eerste show (hij was krap drie uur op het eiland), begon het te regenen. Ter bescherming van de apparatuur werd er tijdens het optreden een partytent over hem heen gezet. ‘Dat tast het liedje natuurlijk aan. Tegelijk veranderen jij zelf en het publiek, dat allerlei regenkleding aanrukt. De hele spanning verandert. Ik moet nog even doorkrijgen hoe ik dat naar mijn hand zet.’

Dikke vette onanie

Zelf kwam Wende naar Oerol om nieuwe dingen uit te proberen. ‘In oktober sta ik met mijn tweede voorstelling in het theater. In het beeld dat na de eerste van mij is ontstaan, herken ik me maar deels. Ik breng niet alleen chansons, ik speel bijvoorbeeld ook op Oerol, dit is mijn derde keer hier.’ Ze wilde dit keer niet met klassieke instrumenten werken, maar met elektronica, bas en percussie. Verder heeft ze de voorstelling, met hulp van anderen, zelf geschreven. ‘Ik ben zo iemand die altijd teksten op ramen en deuren schrijft. Soms riep ik in dronken toestand: ik heb wat geschreven! Maar tegelijk vond ik het dikke vette onanie, het waren gewoon dagboekteksten.’

Aangespoord door anderen heeft ze alles in de computer getikt. Toen ze het op print zag, kon ze opeens afstand nemen. ‘Dan kun je gaan bedenken hoe je dat theatraal vormgeeft. Helemaal als je het op volgorde gaat zetten en je er een personage van maakt. Toen had ik geen script met een dramaturgische lijn, maar een mozaïek van gedachtes. Daarnaast wilde ik graag met een danseres werken. Mijn manier van zingen is heel fysiek en ik wilde daarin de extremen opzoeken.’ Choreograaf Annabelle Lopez Ochoa, die in de voorstelling met Wende meedanst, hielp haar daarmee.

‘In hoeverre ben je dan een personage?’, vraagt Erik zich af. ‘Helemaal’, antwoordt ze. ‘Als ik daar als Wende Snijders zou staan, zou je denken: doe effe normaal, doe niet zo pretentieus. Het is niet de bedoeling dat ik als mezelf ga vertellen hoe ik twijfel, of hoe het leven in elkaar zit. Dan kun je ook niet ironisch zijn. En ik merk dat die afstand heel prettig is.’

Gelogen

Op haar beurt vraagt ze hem hoe hij teksten schrijft. ‘Alles wat je verzint, is autobiografisch’, stelt hij. ‘Je kunt niet met een ander hoofd dan het jouwe iets verzinnen. Maar het is allemaal gelogen, het is allemaal gestileerd.’ In wezen gaat het hem alleen om de melodie. ‘Ik begin altijd in een murmeltaal, dat zijn ook mijn dierbaarste versies. Dan is het liedje al eigenlijk af, dan ga ik alle murmelwoorden vervangen door lettergrepen.’

Maar als je tekst bijna als handicap ervaart – Erik knikt instemmend – waarom gebruik je die dan?, vraagt Wende verbaasd. Op zijn antwoord, ‘Wat is het alternatief?’, repliceert zij: ‘instrumentale muziek’. Daarvoor vindt hij de stem toch een te bijzonder instrument. ‘Het is niet alleen klank, je neemt bij elk woord een hele lading aan gevoelswaarden mee die je niet uit een instrument kunt halen. Een woord is zwanger van alles. Van geschiedenis, van herinneringen.’

‘Grappig’, mijmert Wende. ‘Ik zing een page turner en jij een schilderij. In eerste instantie vind ik het leuk om een verhaal van a naar b te vertellen, een toneelstuk in vier minuten.’ Inderdaad een mooie vorm, beaamt Erik, die ook hij gebruikt. Zoals in Lotus Europa, over een man die sterft in een zwembad en denkt dat hij uit elkaar valt. Maar wat Erik betreft, gebeurt er helemaal niets. ‘Laatst zag ik The Graduate weer op tv, met Dustin Hoffman die een zomer lang doelloos aan het zwembad ligt. De meeste van mijn personages hebben dat ook. Die willen en doen niets en wachten op iets dat misschien wel nooit komt. Ze hangen een beetje rond en that’s it. Daar kan ik wel wat mee.’

Transformatie

Wende kent zijn shows. ‘Ik vind niet dat die niet de sfeer uitademen van: ik ga nu ook es mijn zwembroek aantrekken en heerlijk op vakantie’. Zij ziet een punkachtige energie en tegendraadsheid in zijn werk, die zegt: ga wat doen in godsnaam!
In de voorstelling waarmee hij op Oerol staat, gebruikt Erik geen theatrale middelen. Die zijn niet nodig, vindt ook Wende.

‘Als het ergens zo sec mogelijk kan, dan is het hier’, vindt Erik. ‘In het begin schermde ik mezelf erg af. Als iemand gaat zitten bellen moet je je daardoor niet laten raken.’ ‘Dat is de transformatie die je doormaakt’, herkent Wende. ‘Je staat daar zo naakt mogelijk, maar tegelijk ben je de getransformeerde Erik die Spinvis heet. Omdat je dan kunt “geven”, om het maar heel vies te zeggen.’

Toch heeft Erik één keer een personage gespeeld. In Vaandragers (een samenwerking met het Rosa Ensemble), roept Wende meteen. ‘Ik zat echt vast in een rol’, zegt Erik vol afschuw. ‘Ik wilde er constant uitbreken. Het past simpelweg niet bij me om iemand anders te spelen. Je hebt woorden nodig om iets uit te drukken en die tekst staat vast. Maar soms voel je die tekst helemaal niet. Het is echt tegen mijn natuur, ik zit mezelf gewoon pijn te doen. En volgens mij merken mensen dat ook.’

Naar boven